Eerste dichtbundel van Erwin Mortier
Het verdwenen huis in ons
Met Marcel (1999) en Mijn tweede huid (2000), de twee eerste delen van een trilogie over zijn jeugd, wierp Erwin Mortier zich op als een begenadigd prozaschrijver. Ook voor zijn eerste poëziebundel put hij uit herinneringen aan vervlogen tijden.
De twee romans die Erwin Mortier tot op heden publiceerde, werden allebei genomineerd voor een grote prijs, maar 'slechts' bekroond met kleinere maar desalniettemin fijne prijzen. Zo zal het vermoedelijk ook zijn dichtbundel Vergeten licht vergaan.
Het is opvallend hoe coherent en afgewerkt deze eersteling meteen is. De vorm, de sfeer, het is alles helder. Nergens valt er iets uit de toon. Maar op een of andere manier lijkt dat ook een zwakte. Misschien komt het door het succes van zijn proza, maar ik krijg het gevoel dat Mortier niet echt een dichter is, dat wil zeggen: iemand die door de taal deze specifieke vorm in is gedreven. De gedichten lijken soms meer gelegenheidsgedichten van iemand met een uitstekende vormbeheersing. Die vorm is bovendien meer gebaseerd op mooi afgemeten zinnen, en minder op rijm, ritme en andere poëticale middelen.
Toch staat Vergeten licht als een huis. De titel is dezelfde als die van een essaybundel van Robert Anker uit 1993. 'Vergeten licht' staat bij Anker voor de vergeten achtergrond van bepaalde herinneringen, maar wanneer je die achtergrond terugvindt (op een schilderij of een gedicht) wordt de kracht van de herinnering verduizendvoudigd, en word je als door een teletijdmachine even helemaal verplaatst naar het vervlogen moment. Zo ongeveer mogen we ook het 'vergeten licht' van Mortier interpreteren. Vooral de middelste cyclus, 'Huis in ons', gaat over vervlogen tijden: "Er was geen horizon, geen keten / kruinen op het oosten. Nergens / tijd om stil te staan als toen je / naar de treinen keek / en de toren sloeg hoe laat / het was, hoe ver de dag, / hoe diep het jaar, / hoe warm het weten." Melancholie, gemis, een verlangen naar geborgenheid, het zijn de drijfveren die Mortier aanzetten tot de herbouw van wat was, het verdwenen huis dat nu alleen nog in onszelf kan zijn. Dat huis wordt zelf bijna een vergeten achtergrond waartegen levenden en doden worden afgezet; overleden opa's, een moeder die neuriënd kleren maakt. Het huis blijkt de bijna onzichtbare voorwaarde en drager van alle leven te zijn geweest, en zelfs als het er niet meer is, is het er nog, in ons:
Nu begrijp ik waarom het werd gebouwd.
Waarom het, nu buiten alles
uit elkaar valt, samenvoegt.
Waarom het taart bakt of kinderen baart
op klompen of met linten in het haar.
Waarom het opslaat. Alles wil bewaren.
(...)
Er is plaats genoeg
voor iedereen, voor ons, om bijna transparant
in steeds dit huis de tijd te vullen
en stilaan in de spanten op te gaan.
Het houdt ons vast, het huis. Het laat ons gaan.
Ons prominent afwezig zijn en toch bestaan.
Vergeten licht opent met een reeks over een vrouw die haar vijftigjarige dochter heeft verloren. Aangrijpend op sommige momenten, maar ook erg keurig, afgepast. Het mooist is het moment dat de moeder foto's van vroeger bekijkt: "Dat ik haar later ook voorgoed / te slapen leg, het laken glad- / strijk, haar koude voorhoofd / met mijn oude handen aan- / raak zie je op de foto's niet." Zo is het. Machteloos kijkt het verdriet naar de schijnbare vergeefsheid van wat is geweest. De zuinige criticus kan dit afgepast noemen, het is niet niks. De cyclus wil waarschijnlijk vooral een troostrijke cyclus zijn.
Dynamischer zijn de 'Lijfliederen' die de bundel besluiten. Mortier beschrijft zijn verbazing over zijn eigen lijf: "Dat het me nog altijd meezeult. Nooit eens meesmuilt / Me steeds gedoogt. (...) Dat het mij nog steeds in slaap / laat vallen, me als een hangmat / in mijn eigen knoken opvangt, / me samenvat, herschrijft, me / steeds weer fantaseert. / Dat het me beter belichaamt / dan ik het begeester."
In deze cyclus laat Mortier meer dan in de andere gedichten de taal spreken. Er spreekt een gedrevenheid uit, vol humor en verrassing, die zich bovendien alleen zo in een gedicht laat zeggen. Kortom, mij bevalt dat veel meer. Dichters zijn in mijn optiek gewoon luie donders die het zo arrangeren dat de taal het werk verzet. Het lijkt er echter naar dat Mortier een alleskunner is, dat de taal zich in zijn hand makkelijk laat modelleren tot de vorm die hij hebben wil. Vergeten licht is absoluut een geslaagde bundel, maar ik ben benieuwd of er snel een tweede komt.
Erwin Mortier, Vergeten licht. Gedichten
Meulenhoff, Amsterdam, 46 p., 503 frank.
Het lijkt ernaar dat Mortier een alleskunner is.
Verberg tekst